-
1 footing
n. steun, houvast, vaste voet; basis, niveau, sterkte[ foeting] 〈 voornamelijk enkelvoud〉3 voet ⇒ niveau, sterkte4 voet ⇒ verstandhouding, omgang♦voorbeelden:lose one's footing • uit/wegglijdenon the same footing • op gelijke voet -
2 foothold
n. steun(punt) voor de voet; steunpunt, vaste voetfoothold2 vaste voet ⇒ steunpunt, zekere positie♦voorbeelden: -
3 socle
n. sokkel, voetstuk voor de steun van een muur; vierkant blok gebruikt als voetstuk voor een beeldhouwwerk of een vaas; zachte gebreide bedekking voor de voet en enkel
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский